13 augustus 2023
De hoeveelheid geluid waaraan men wordt blootgesteld, is in dit soort werkomgeving vaak te klein om gehoorschade te kunnen veroorzaken. Het geluid kan echter ook andere gevolgen hebben: toename van stress, mentale vermoeidheid en stemproblemen bij de lesgevers, maar ook een verlaging van de concentratie, zowel bij de leerlingen als bij de lesgevers. Dat is uiteraard nefast voor de kwaliteit van het leerproces.
Er zijn twee factoren die een invloed hebben op de verstaanbaarheid in een lokaa l: het geluidsniveau en de nagalmtijd.
Tijdens een (normaal) gesprek tussen twee personen schommelt het geluidsniveau tussen de 60 en de 65 dB(A). Opdat de woorden van een spreker verstaanbaar zouden zijn, moet het geluidsniveau ervan ten minste 10 dB(A) hoger zijn dan het omgevingsgeluid. Daarom zou het geluidsniveau in het klaslokaal niet hoger mogen zijn dan 50 dB(A), zodat de leraar zijn stem niet moet “verheffen” om door de leerlingen te worden gehoord. Het geluidsniveau in een lokaal hangt af van de activiteit die er plaatsvindt en van de verschillende uitrusting, maar ook van de geluiden buiten het lokaal, die binnenkomen door onvoldoende geïsoleerde wanden (muren, plafond, deuren, ramen).
We spreken van een echo of nagalm wanneer het geluid in een kamer voortduurt nadat de geluidsbron is gestopt. De uitgezonden en de door de wanden weerkaatste geluidsgolven versterken elkaar en dat is slecht voor de verstaanbaarheid van het discours. De “nagalmtijd T60” (in seconden) is de tijd die nodig is om het geluidsniveau van het weerkaatste veld te laten afnemen van 60 dB in het lokaal wanneer een geluid plots wordt onderbroken. Dat is afhankelijk van het volume van het lokaal en van de absorptiecoëfficiënt van de materialen waarmee de verschillende wanden, de vloer en het plafond van het lokaal zijn bedekt. Hoe beter de materialen het geluid opnemen, hoe meer het geluidsniveau van het weerkaatste veld zal dalen. In de leslokalen zou de T60 idealiter tussen de 0,5 en de 0,7 seconde moeten liggen. Bij alle frequenties.
Uiteraard is het onmogelijk om een permanente stilte op te leggen in een klaslokaal. Dat is trouwens ook niet de bedoeling in een pedagogische ruimte. Maar de leerlingen en leraren bewust maken van de geluidsomgeving waarbinnen ze zich bevinden, is al een eerste stap die doeltreffend zou kunnen zijn. Verschillende organisaties bieden bewustmakingssessies aan in de scholen. Door de bewustwording van de geluidsproblematiek kunnen bepaalde gedragingen die voor geluidshinder kunnen zorgen, worden verminderd : babbelen, roepen, met de deuren slaan, meubilair verplaatsen, enz. Bepaalde eenvoudige en niet eens zo dure aanpassingen aan de inrichting kunnen ook worden overwogen : bv. een rustige/stille zone identificeren in het lokaal, tennisballen met een gat erin onder de stoelpoten plaatsen, schokdempende viltjes plakken op de randen van klapbanken, enz.
Geluiden afkomstig van buiten het klaslokaal dragen bij tot de verhoging van het geluidsniveau binnen. In die context bestaan er verschillende denkpistes:
In de mate van het mogelijke moet worden vermeden dat de klaslokalen zich in de onmiddellijke nabijheid bevinden van rumoerige zones of lokalen, zoals refters, trappen, drankautomaten of lawaaierige technische lokalen.
Verschillende technische installaties zijn onmisbaar voor de werking van een schoolgebouw, maar ze maken ook behoorlijk wat lawaai: ketel, pomp, drank- en voedingsautomaten, ventilatiesysteem, toiletten, enz. In het ideale geval wordt uiteraard aangeraden toestellen te kiezen die zo weinig mogelijk lawaai maken. Bij het ontwerpen van een schoolgebouw dienen de lokalen met de lawaaierige installaties verderaf te worden geplaatst. Om het geluid dat die installaties maken aan de bron te verminderen, kunnen ook verschillende technische maatregelen worden overwogen: plaatsing van een kap in geluidsabsorberend materiaal, plaatsing op steunen in verend materiaal (die beperken de trillingen). De ventilatiecircuits kunnen ook worden uitgerust met geluidsdempers.
De akoestische isolatie van de lokalen omvat het geheel van middelen die worden ingezet ter vermindering van het doorgeven van akoestische energie van externe bronnen (wegverkeer, spoorwegverkeer, speelplaats, aangrenzende lokalen, enz.) naar de te beschermen plaatsen. De gebruikte middelen zijn gevarieerd en de doeltreffendheid ervan hangt af van het soort geluid dat men wil tegenhouden: geluiden in de lucht, impactgeluiden of trillingen. De akoestische isolatie is afhankelijk van de geluidsvermindering door de materialen die de betreffende zones van elkaar scheiden. Isolerende materialen zijn zwaar en dicht (zwaar beton, pleisterkalk, bakstenen).
De akoestische eigenschappen van een lokaal zijn erg belangrijk voor de verstaanbaarheid en dus voor het goede begrip van de woorden van de leraar. Is de nagalm in het lokaal te groot, dan krijg je een echo. De nagalm is afhankelijk van de absorptiecoëfficiënt van de materialen van de wanden, het plafond en de vloer. Er zijn verschillende soorten absorberend materiaal: poreus of vezelig materiaal (glaswol, rotswol, geëxpandeerd hout, enz.), membraanmaterialen en resonatoren (lichte panelen in hout, glas of metaal, geplaatst op een bepaalde afstand van de wand). In de praktijk wordt regelmatig een combinatie van membraanmaterialen gebruikt, bedekt met een poreus materiaal, bijvoorbeeld zelfdragende geluidspanelen aan het plafond.
Emmanuel FABIOCCHI, preventieadviseur-ergonoom